Het boek

Volg ons

Gesprek met de regen

 

 Met Gesprek met de regen ga ik eigenlijk voor het eerst een erg persoonlijk verhaal te lijf. Het ligt al lang te wachten, maar nu moet het er eindelijk uit.

Op 6 februari 2010 vond ik mijn dochter Lena levenloos, in een plas urine, onderaan de trap. We waren op zoek bij mijn schoonbroer. We hadden de slag gehoord, en hadden er eerst geen erg in gehad. Toen ik op de verdieping kwam en haar zag liggen, deed ik wat ik niet mocht doen: haar optillen, haar door mekaar schudden, zien of ze nog leeft. "Niet mijn kind", riep mijn vrouw radeloos. Twee keer riep ze het. In mijn handen mijn levenloze kind, dat blauw aanliep. Geen adem, geen hartslag. een lappenpop van zes jaar oud. Ze ademt niet, riep ik. "Probeer ze dan te beademen." Dat deed ik. Het kind op schoot, tussen de muur en de trapleuning gekneld, onze kleren nat van haar plas. Vier keer, vijf keer ademen. Een ballon die opgeblazen wordt. Toen pikte ze terug aan. oogjes open, het hartje sloeg. Alles bij mekaar had het drie minuten geduurd. Niet langer. Maar het duurt nog steeds. Na een dag en een nacht op de spoedafdeling mochten we huiswaarts. In onze straat vonden we enkel parking een eind verderop, voor de deur van een begrafenisondernemer. Ons kind leefde nog. Maar nog in de auto barstten mijn vrouw en ik in schreien uit. Ons kind leeft nog. Dat zeiden we ook tegen mekaar. In de hoop daarmee iets van opluchting bij onszelf en mekaar op te wekken. Maar dat gebeurde niet. De opluchting kwam nooit. Niet het geveoel van "Hehe, daar zijn we mooi aan ontsnapt". Integendeel. Het was alsof iets was losgekomen. Een angst die elke ouder goed weggestopt houdt, had zich in ons gezin brutaal kunnen manifesteren. De geest was uit de fles. Op een vreemde manier hebben wij samen (met onze oudste dochter, die erop had staan kijken) ongeveer een half jaar gerouwd. Om een kind dat we niet hadden verloren. 

Maandenlang scheen ik immuum voor wat er rondom me gebeurde. Ik sloot me af, niets kon me nog raken. De nieuwsbeelden over de aardbeving in Haïti deden me niets. Alsof ik emotioneel verdoofd was. Ik werd voor het eerst terig geraakt, door iets wat me nooit bovenmatig interesseerde: in de zomer van 2010 las ik inde wetenschapsbijlage van De Standaard een bericht over een 'foto' die de ruimtetelescoop Hubble gemaakt had van de toestand van het heelal 13 miljard lichtjaren geleden. Dat bleek 'vlak' na de oerknal te zijn, die 13,7 miljard lichtjaren geleden plaatsvond. Plots bleken we vlakbij onze oorspong te zitten. Tijd reizen. Het heelal. Groter dan wijzelf. Ik begon spontaan te huilen. Dat was voor het eerst in maanden.

In de dagen en weken na de val heb ik notities gemaakt. Proberen woorden te geven aan wat in die luttele minuten onderaan de trap door mijn hoofd had gespookt. Heel lelijke gedachten. Over mezelf. Over mijn vrouw ook. Over mijn dochtertje. Over mijn andere kinderen. Ik heb dingen over ons gedacht, die ik nooit voor mogelijk had gehouden. En die me nog steeds choqueren. Sindsdien frappeert het me steeds meer hoe sommige mensen, ouders die een kind verloren, ondanks alles in staat blijken het geluk te hervinden. Schoonheid en troost te putten uit hun verlies. Alsof ze zijn wakker geworden. Met andere, nieuwe ogen naar de wereld kijken. Die kracht en die schoonheid wil ik opzoeken voor Gesprek met de regen . Een gesprek tussen twee ouders die het leven opnieuw aangaan.

Stijn Devillé

 

 

 

 

Heeft dit een gevoelige snaar geraakt?

Voel je vrij om je gevoelens te verwoorden en ze op te sturen naar nils@uitgeverij-charlotte.be. We kijken uit naar reacties van mensen zoals jij. We gaan er zeer discreet mee om. Je krijgt gegarandeerd een mailtje terug.